Een nieuwe gooi naar de waarheid over de relevantie van de specifieke therapiemethode voor de resultaten van zorg, bij de psychologische behandeling van depressie

Dr. Maarten van Dijk
Dimence

 

nummer

72

Opgenomen in sessie

Vrijdag, 13.30 uur, Online

Kernwoorden

methode-specifieke factoren, evidence-based behandelen, depressie

Tags doelgroep

Volwassenen

Tags thematiek en problematiek

Stemmingsstoornissen

Tags streams

Cognitieve (gedrags)therapie
Overig

Beknopte samenvatting van het symposium

Een nieuwe gooi naar de waarheid over de relevantie van de specifieke therapiemethode voor de resultaten van zorg, bij de psychologische behandeling van depressie

Door velen wordt CGT gezien als de gouden standaard qua bewezen effectieve psychologische  behandelingen in de zorg voor mensen met een depressie. Echter, diverse meta-analyses hebben inmiddels laten zien dat de verschillende tot nu toe onderzochte vormen van therapie bij depressie elkaar qua gemiddelde effectiviteit niet of nauwelijks ontlopen. Is het dan nog wel gepast om zoals nu in Nederland in de regel nog wel gebeurd, om CGT zo sterk als psychologische interventie van eerste keuze aan te blijven raden, of zou er meer ruimte moeten komen om ook te kiezen voor bijv. Kortdurende Psychoanalytische (Steungevende) Psychotherapie (KPSP)? Vormt deze laatste behandeling, zoals uit een groot uitgevoerde Nederlandse studie eerder ook al is gebleken (Driessen et al., 2013) inderdaad een gelijkwaardig alternatief? Doet de keuze voor een bepaalde soort methode er dan überhaupt wel toe en zijn er wel écht methode specifieke effecten bij gesprekstherapie? Is er dan ook reden om te vermoeden dat het mogelijk is maatwerk te bieden bij het indiceren van psychologische behandelingen bij depressie? Kun je iedere therapeut zomaar elke behandelmethode laten uitvoeren, of zou het beter zijn rekening te houden met de mate waarin een therapeut zich ook meer of minder met een bepaalde therapeutische stroming verbonden voelt? Doet de kwaliteit van de uitvoering van therapie er toe en loont het dus mensen goed op te leiden voor de interventies die ze moeten toepassen? In dit symposium is het streven om via vier praatjes, op al deze verschillende vragen in te gaan. Dit aan de hand van de verzamelde data van de bij Dimence uitgevoerde D*phase psychotherapiestudie, waarbij de effecten van KPSP en CGT in verschillende fasen van behandeling met elkaar zijn vergeleken en welke met een totaal van 308 geïncludeerde patiënten tot één van werelds grootste psychotherapie studies behoort, zoals die ooit bij depressieve patiënten zijn uitgevoerd (Miggiels et al., 2021).

Auteurs

Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie als gelijkwaardig alternatief voor CGT bij depressie?

Drs. Maartje Miggiels
Dimence

 

Kernwoorden

CGT, Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie

Inhoud van de lezing

Introductie

Kortdurende Psychoanalytische Steungevende psychotherapie (KPSP) is als behandelmethode voor depressie minder onderzocht dan Cognitieve Gedragstherapie (CGT), maar zou gezien een sterke voorkeur van sommige therapeuten om vanuit psychodynamische behandelkader naar psychische klachten en problemen te kijken én vanwege het ontbreken van een noodzaak om patiënten huiswerkopdrachten mee te moeten geven, een aantrekkelijk behandelalternatief kunnen vormen. In deze presentatie wordt ingegaan op de eerste resultaten van D*phase studie waarbij een belangrijk doel was om te bekijken of KPSP qua behandeleffectiviteit, als non-inferieur aan CGT kan worden beschouwd (Miggiels et al., 2021).

Methode

Binnen de specialistische GGZ van Dimence werden 308 patiënten met een depressieve stoornis geïncludeerd. Patiënten werden hierbij na in het invullen van een nulmeting vervolgens gerandomiseerd toegewezen aan 8 weken psychologische behandeling (en 16 zittingen) middels ofwel CGT, of Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie. De primaire uitkomstmaat was de ernst van depressieve symptomen na de behandeling zoals gemeten met de IDS-SR. De non-inferioriteitsmarge werd vastgesteld op een gemiddeld verschil tussen de groepen van 5 punten (Cohen's d = 0,30) in het voordeel van CGT. Secundaire uitkomstmaten omvatten instrumenten gericht op het meten van eventueel ervaren functionele beperkingen en mate van welbevinden.

Resultaten

De eerste verkennende per-protocol en intention-to-treat-analyses lijken aan te tonen dat KPSP niet inferieur is aan CGT wat betreft het verminderen van de ernst van depressieve symptomen. Het gevonden verschil valt ruim binnen de gestelde marge voor non-inferioriteit. Het percentage patiënten waarbij een verbetering van meer dan 50% bereikt werd in termen van afname van depressieve klachten was niet verschillend tussen KPSP en CGT (24,0% vs 20,2%, p=0,47), maar meer patiënten in de KPSP-groep bereikten een volledige remissie (IDS-SR <14; 20,9% vs 8,8%, p=0,008). Er werden geen significante verschillen gevonden tussen CGT en KPSP voor wat betreft veranderingen in ervaren functionele beperkingen. Wel werd een significant grotere toename in mate van welbevinden bereikt in de KPSP conditie (gemiddeld verschil 3.12 (95% BI 0.96-6.139).

Conclusie

KPSP lijkt qua effectiviteit in termen van het verminderen van depressieve klachten, zeker niet onder te doen voor CGT. Waar deze bevindingen in lijn liggen met de resultaten van een ander grote studie gerandomiseerde en goed controleerde studie die in Nederland uitgevoerd is (Driessen et al., 2013) en het voor hulpverleners en patiënten fijn zou zijn keuze mogelijkheden te hebben, zou dit ervoor kunnen pleiten KPSP als gelijkwaardig behandelalternatief voor CGT in de behandeling van depressie te gaan aanbieden.

Klinisch implicatie

Het lijkt redelijk en zinvol om patiënten met een depressie de ruimte te geven om naast de optie van het volgen van CGT of het volgen van Interpersoonslijke psychotherapie, eventueel ook voor behandeling middels Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie te laten kiezen.

Referenties en literatuur

Driessen E., Van H.L., Don F.J., et al. The Efficacy of Cognitive-Behavioral Therapy and Psychodynamic Therapy in the Outpatient Treatment of Major Depression: A Randomized Clinical Trial. American Journal of Psychiatry. 2013;170(9):1041-1050. doi:10.1176/appi.ajp.2013.12070899

Miggiels, M.F., ten Klooster, P., Bremer-Hoeve, S. et al. The D*Phase-study: study protocol for a pragmatic two-phased, randomised controlled (non-inferiority) trial that addresses treatment non-response and compares cognitive behavioural therapy and short-term psychodynamic supportive psychotherapy for major depression. BMC Psychiatry 21, 233 (2021). https://doi.org/10.1186/s12888-021-03156-8

Auteurs

Maartje Miggiels

Dimence
Klinisch psycholoog/ teamleider zorg/ promovendus

Abstracts
Lezing: Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie als gelijkwaardig alternatief voor CGT bij depressie?

Het voorspellen van de optimale behandeluitkomsten bij patiënten met een depressie die kunnen kiezen uit behandeling middels CGT of KPSP- is het bieden van maatwerk mogelijk?

Drs. Susanne Bremer-Hoeve
Dimence Groep

 

Kernwoorden

CGT, KPSP, gerichte indicatiesteling

Inhoud van de lezing

Introductie

Onderzoek van de afgelopen decennia heeft bewijs opgeleverd voor de effectiviteit van verschillende psychologische behandelingen voor depressie. De vraag blijft echter, welke behandeling voor wie het beste werkt. Een veelbelovende benadering om de optimale behandeling voor een bepaald individu te voorspellen, is de Personalised Advantage Index (PAI) (DeRubeis et al., 2014; van Bronswijk et al.,2019).

Methode

Gegevens werden verkregen uit een gecontroleerde studie uitgevoerd binnen de SGGZ bij Dimence, waarin 308 patiënten met een depressie na in het invullen van een baseline meting gerandomiseerd toegewezen werden aan 8 weken behandeling (en 16 zittingen) middels: ofwel CGT, of Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie. De primaire uitkomstmaat was de ernst van depressieve symptomen na de behandeling zoals gemeten met de IDS-SR.  Alle baseline variabelen die in het onderzoek waren opgenomen, werden onderzocht als potentiële voorspellers en moderatoren met behulp van machine learning-technieken. Geselecteerde variabelen werden gecombineerd om de PAI te bouwen. Het nut van de PAI werd getest door de daadwerkelijke resultaten na de behandeling te vergelijken van individuen die de PAI-geïndiceerde behandeling kregen met degenen die waren toegewezen aan hun PAI-niet-geïndiceerde behandeling.

Resultaten

Het gebruik van verschillende machine learning-technieken leverde een PAI op, gebaseerd op 13 verschillende baseline-variabelen. Gekeken naar de potentie van deze PAI om de resultaten van zorg te voorspellen, hierbij nu nog uitgaande van dezelfde dataset als welke gebruikt was voor het construeren van de PAI, laten de eerste resultaten zien dat er een significant verschil in de scores voor de ernst van de depressie na de behandeling gevonden kan worden tussen individuen die PAI-geïndiceerde behandeling kregen (gemiddelde = 27,6, N = 132) en degenen die niet-geïndiceerde PAI-behandeling kregen (gemiddelde = 33, N = 133, t(263) = 3,1, p = 0,002, Cohen's d = .386). Individuen die SPSP kregen met een PAI-indicatie KPSP rapporteerden ook significant lagere depressie-ernstscores na de behandeling dan individuen die CGT kregen met een PAI-indicatie KPSP (t(207) = 2,5, p = 0,01). Er was ook een significant verschil in scores voor de ernst van depressie tussen individuen met een PAI-indicatie CGT die de geïndiceerde behandeling CGT kregen en de niet-geïndiceerde behandeling KPSP (t(54) = 2,0, p = 0,049).

Conclusies

Net als in ander onderzoek bleek het mogelijk een zogenaamde PAI te ontwikkelen, welke de mogelijkheid lijkt te kunnen bieden om voor patiënten met een depressie meer gerichte indicatiestelling mogelijk te maken. De resultaten wekken de indruk dat een klein tot middelgroot en significant effect zou kunnen worden bereikt, bij gerichte indicatiestelling middels deze PAI. Externe validatie van de gevonden PAI is evenwel nodig om meer zekerheid te krijgen, of deze PAI inderdaad ook kansen biedt voor gericht indicatiestelling voor ofwel CGT of KPSP bij toepassing in nieuwe behandelsettingen en andere situaties.

Klinische implicaties:

CGT en KPSP lijken verschillende effecten te sorteren, bij verschillende patiënten met een depressie. Dit zou aangrijpingspunten kunnen bieden voor gerichte indicatiestelling en geeft reden om te denken dat de zogenaamde methode-specifieke elementen van behandeling er wellicht toch ook toe doen.

Referenties en literatuur

DeRubeis R.J., Cohen Z.D., Forand N.R., Fournier J.C., Gelfand L.A. and Lorenzo-Luaces L. (2014) The Personalized Advantage Index: translating research on prediction into individualized treatment recommendations. A demonstration. PLoS ONE 9, e83875.

van Bronswijk, S. C., DeRubeis, R. J., Lemmens, L. H., Peeters, F. P., Keefe, J. R., Cohen, Z. D.,

& Huibers, M. J. (2019). Precision medicine for long-term depression outcomes using

the Personalized Advantage Index approach: Cognitive therapy or interpersonal psychotherapy? Psychological Medicine, 1–11. https://doi.org/10.1017/S0033291719003192

Auteurs

Moet je elke therapeut zomaar willekeurig elke bewezen effectieve therapie methode laten toepassen, of maakt de mate waarin een therapeut zich met een bepaalde methode in meer of mindere mate verbonden voelt (ofwel de zogenaamde “therapeut allegiance’) daarvoor toch te veel uit?

Drs. Colin Janssen
GGNET

 

Kernwoorden

Allegiance, KPSP, CGT, therapeutkenmerken, depressie

Inhoud van de lezing

Introductie

 De werkzame factoren van depressiebehandeling zijn onvoldoende duidelijk. Binnen de zogenaamde D*phase studie (Miggiels et al., 2021) is hierbij daarom naar een heel breed aantal verschillende factoren gekeken, die hierbij een rol zouden kunnen spelen. Een factor die daarbij tot nu toe in veel onderzoek onderbelicht is gebleven, is de mate waarin therapeut zich ook verbonden voelt met een bepaalde therapie methode. Het gaat dan om de zogenaamde ‘therapeut allegiance’. Een doel binnen de D*phase studie was hierbij daarom ook om inzicht te krijgen in het effect van deze ‘therapeut allegiance’ op de behandeluitkomsten bij depressie. Dit om tot een betere match te komen tussen behandelaar en behandelmethode.

 

Methode

Een randomized controlled trial (RCT) is uitgevoerd waarbij therapeuten willekeurig werden toegewezen om Cognitieve Gedragstherapie (CGT) of Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie (KPSP) te bieden. Therapeut allegiance is gemeten met de Therapist Allegiance Scale (TAS) en werd gecorreleerd met verschilscores van baseline en einde behandeling op de Inventory of  Depressive  Symptomatology (IDS-SR).

Resultaten

Op grond van de eerste voorlopige analyses, werden significante, positieve correlaties gevonden tussen therapeut allegiance en de behandeluitkomst. Deze correlatie was significant voor CGT en net niet significant voor KPSP.

 

Conclusie

Therapeut allegiance hangt samen met de behandeluitkomst bij depressie, maar niet voor beide onderzochte behandelmethodes. Vervolgonderzoek kan zich richten op mechanismes die hiervoor een verklaring vormen, ook bij verschillende soorten behandelmethoden en psychiatrische stoornissen.

Klinische implicaties

Vermoedelijk is het nog los van het niveau van bekwaamheid van de therapeut, niet verstandig elke therapeut zomaar elke willekeurige bewezen effectieve behandeling aan te laten bieden. Waar al langer bekend is dat patiënt voorkeuren er toe doen, is er ook reden om te denken dat het verstandig zou kunnen zin om de door de patiënt gekozen behandeling vooral ook te laten uitvoeren door therapeuten met een sterke voorkeur voor de betreffende methode.

Referenties en literatuur

Referenties

Miggiels, M.F., ten Klooster, P., Bremer-Hoeve, S. et al. The D*Phase-study: study protocol for a pragmatic two-phased, randomised controlled (non-inferiority) trial that addresses treatment non-response and compares cognitive behavioural therapy and short-term psychodynamic supportive psychotherapy for major depression. BMC Psychiatry 21, 233 (2021). https://doi.org/10.1186/s12888-021-03156-8

Auteurs

Therapie volgens het boekje: de relevantie van de kwaliteit van de uitvoering van CGT en Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie (KPSP) voor de resultaten van zorg bij depressie?

Drs. Vera Bosch
Jeugd GGZ Dimence Groep

 

Kernwoorden

behandelintegriteit, KPSP, CGT, Depressie

Inhoud van de lezing

Therapie volgens het boekje: de relevantie van de kwaliteit van de uitvoering van CGT en Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie (KPSP) voor de resultaten van zorg bij depressie?

 

Introductie

Meerdere meta-analyses laten zien dat verschillende bij depressie onderzochte psychologische behandelmethoden, elkaar qua gemiddelde effectiviteit niet of nauwelijks ontlopen. Dit maakt dat  sommige vakgenoten twijfelen over de relevantie van de keuze voor een specifieke behandelmethode. De werkzame factoren van verschillende beschikbare depressiebehandelingen zijn hierbij tot nu toe ook nog onvoldoende duidelijk. Binnen de zogenaamde D*phase studie (Miggiels et al., 2021) is hierbij daarom naar een heel breed aantal verschillende factoren gekeken, die hierbij een rol zouden kunnen spelen. Één van die factoren is ook de kwaliteit van de uitvoering van de therapie (ofwel de zogenaamde behandelintegriteit). Als de kwaliteit van de uitvoering van therapie er voor het resultaat van de behandeling meer toe doet, geeft dit ook een aanwijzing dat de methode-specifieke elementen van behandeling er mogelijk toch ook wel écht toe doen.

Methode

Met gebruikmaking van data verzameld binnen de zogenaamde D*phase psychotherapie studie, waarbij 308 patiënten met een depressie na in het invullen van een baseline meting gerandomiseerd toegewezen werden aan 8 weken behandeling (en 16 zittingen) middels: ofwel CGT, of Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie; werd een analyse uitgevoerd naar de relatie tussen de kwaliteit van uitvoering van de therapie (de behandelintegriteit) en de behandeluitkomst. Om de kwaliteit van de uitvoering van de therapie te meten werd op grond van gemaakte audio opnames van therapie zittingen, bij de helft van de behandeltrajecten een controle op de behandelintegriteit uitgevoerd en dit door twee verschillende getrainde beoordelaars. Hiervoor werden twee willekeurig gekozen audio opnames per traject, door beide beoordelaars beoordeeld om tot een gemiddelde score qua kwaliteit van uitvoer van behandeling te komen per traject.

Resultaten

Voorlopige analyses geven reden om te denken dat er een matig sterk en significant verband bestaat tussen de kwaliteit van de uitvoering van therapie en afname van depressieve klachten.

Conclusie

De kwaliteit van uitvoering van therapie, middels CGT of KPSP, lijkt er toe te doen bij de behandeling van depressieve patiënten

Klinische implicaties

Het organiseren van training en supervisie lijkt nuttig om de resultaten van behandeling voor patiënten met een depressie middels CGT of KPSP te optimaliseren.

Referenties en literatuur

Referenties

Miggiels, M.F., ten Klooster, P., Bremer-Hoeve, S. et al. The D*Phase-study: study protocol for a pragmatic two-phased, randomised controlled (non-inferiority) trial that addresses treatment non-response and compares cognitive behavioural therapy and short-term psychodynamic supportive psychotherapy for major depression. BMC Psychiatry 21, 233 (2021). https://doi.org/10.1186/s12888-021-03156-8

Auteurs

Aan het eind van het symposium zal er aandacht zijn om discussie te voeren over de kansen die er liggen om de resultaten, zoals die naar voren gekomen zijn, te vertalen naar de praktijk. Ook zal ingegaan worden op de beperkingen waarmee nog rekening gehouden dient te worden.

Dr. Maarten van Dijk
Dimence

 

Inhoud

  1. Hoeveel waarde kan men toekennen aan de gevonden resultaten van CGT en KPSP in de besproken studie?
  2. Wat is er (al) bekend over de generaliseerbaarheid van de geconstrueerde Personalized Advantage Index?
  3. Hoe zou het effect van ‘therapeut allegiance’ het beste verklaard kunnen worden?
  4. Op welke wijze zou je de kwaliteit van de uitvoering van therapie in de praktijk het beste kunnen borgen?

Auteurs