‘Geen dag is hetzelfde!’ - Individuele patronen van klachten als dynamische voorspellers van behandeluitkomst?

Nessa Ikani
Pro Persona

 

nummer

75

Opgenomen in sessies

Vrijdag, 13.30 uur, Zaal 64

Kernwoorden

Behandeleffectiviteit, klinische verbetering, klachtenschommelingen, personaliseren

Beknopte samenvatting van het symposium

Alhoewel het vanzelfsprekend is dat psychologische klachten wisselen over tijd en een dynamisch verloop kennen wat voor ieder persoon verschilt, benadert onderzoek naar de effectiviteit van psychotherapeutische behandelingen klachten vaak vanuit een statisch oogpunt. Bovendien, wordt de effectiviteit van behandelingen voornamelijk op groepsniveau onderzocht. Dit bemoeilijkt de vertaling van onderzoeksbevindingen naar de individuele situatie van een client. De focus bij het evalueren van behandeluitkomsten verschuift daarom steeds meer naar klachtenschommelingen binnen het individu (Hayes & Andrews, 2020). Deze dynamische fluctuaties van klachten tijdens de behandeling van verschillende psychopathologische stoornissen staan centraal binnen dit symposium. De onderzoeksbevindingen die worden gepresenteerd proberen niet alleen inzicht te geven in de ontwikkeling en instandhouding van psychopathologie, maar vormen ook een belangrijke basis om te begrijpen hoe en wanneer klinische verbetering tijdens de behandeling tot stand komt.

Het idee dat de dynamiek en individuele veranderingen in symptomen belangrijk zijn wordt benadrukt in de Complexe Systeemtheorie (Scheffer, 2020). Deze theorie stelt dat veranderingen in psychopathologische klachten ‘transities’ zijn binnen een complex netwerk van onderling verbonden cognities, emoties, gedragingen en fysiologische kenmerken. In lijn met deze theorie, bespreekt Nessa Ikani een intensieve, longitudinale casus (N=1) waarin fluctuaties in vermijding – gemeten via dagelijkse dagboekmetingen via de smartphone – werden gekoppeld aan veranderingen in sociale angstklachten tijdens cognitieve gedragstherapie. Vervolgens zal Merlijn Olthof resultaten presenteren van een studie met 404 patiënten met een stemmings- en/of angststoornissen, waarbij individuele veranderprofielen van klachten tijdens de behandeling werden gerelateerd aan behandeluitkomsten van de ontvangen psychotherapie. Daarna zal Lynn Mobach bevindingen presenteren van een studie naar individuele klachtenpatronen tijdens en na een videofeedbacktraining bij 50 individuen met subklinische sociale angstklachten, met als doel het identificeren van gepersonaliseerde predictoren om verdere ontwikkeling van sociale angstklachten op de lange termijn te kunnen voorspellen. Sophie Vercauteren zal hierna een grootschalige studie met 762 patiënten presenteren waarbij de voorspellende waarde van vroege verandering (early change) in de behandeling van een persoonlijkheidsstoornis werd onderzocht. Als laatste, zal Janna Vrijsen de transdiagnostische rol van anhedonie binnen verschillende psychopathologische stoornissen bespreken, op basis van een naturalistisch onderzoek onder 557 patiënten met een (comorbide) angststoornis, depressieve stoornis, ADHD en/of autismespectrumstoornis.

Referenties:

Hayes, A. M., & Andrews, L. A. (2020). A complex systems approach to the study of change in psychotherapy. BMC Medicine, 18(1), 1-13.

Scheffer, M. (2020). Critical transitions in nature and society. In Critical Transitions in Nature and Society. Princeton University Press.

Tags doelgroep

Volwassenen

Tags thematiek en problematiek

Persoonlijkheidsstoornissen
Transdiagnostisch
Stemmingsstoornissen
Angststoornissen
Trauma en PTSS
Ontwikkelings- en gedragsstoornissen

Tags streams

Cognitieve (gedrags)therapie
Schematherapie

Auteurs

Nessa Ikani

Pro Persona

Het oppikken van een verschuiving tijdens behandeling? De relatie tussen dagelijkse schommelingen in vermijding en sociale angstklachten

Nessa Ikani
Pro Persona

 

Kernwoorden

Sociale angststoornis, vermijding, fluctuaties, dagboekmetingen, CGT

Inhoud van de lezing

Inleiding:

Het vermijden van sociale interacties en situaties speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling en instandhouding van sociale angstklachten. De mate waarin wordt vermeden, is echter sterk afhankelijk van contextuele factoren die voor elk individu anders zijn. Ook binnen een individu wisselen context en ervaren klachten over tijd (Asher, Hofmann, & Aderka, 2021). Binnen dit onderzoek werd daarom onderzocht in welke mate alledaagse fluctuaties in vermijding samenhangen met veranderingen van sociale angstklachten tijdens cognitieve gedragstherapie (CGT).

 

Methode:

Een client (vrouw, 26 jaar) met een primaire sociale angststoornis werd voorafgaand, tijdens en na een 14-weekse CGT-behandeling (150 minuten per sessie) gevolgd (Hofmann & Otto (2017). Gedurende deze hele periode ontving de deelnemer twee keer per dag (1x in de ochtend/ 1x in de avond) een dagboekmeting per SMS met vragen over sociale situaties die gepland stonden voor die dag (ochtendmeting) of die dag hadden plaatsgevonden (avondmeting), de sociale angstklachten op dat moment en de mate waarin iemand deze sociale situatie/gebeurtenis probeert (ochtendmeting) of probeerde (avondmeting) te vermijden.

 

Resultaten:

Zoals verwacht fluctueerde de mate van vermijding gedurende de dag en tijdens de behandeling. Daarnaast werden duidelijke veranderingen van het netwerk van sociale angstklachten geobserveerd.

 

Conclusie:

Het verloop van de mate van vermijding en de relatie met veranderingen in sociale angstklachten tijdens CGT is dynamisch en context-afhankelijk.

 

Klinische implicaties:

De resultaten onderstrepen de rol van vermijding bij sociale angstklachten en de veranderingen als gevolg van CGT, waarbij oefening hoofdzakelijk op exposure zijn gericht.

Inzicht in dit veranderproces helpt daarnaast ook bij het monitoren van behandelvoortgang en kan bijdragen aan personalized care.

Referenties en literatuur

Asher, M., Hofmann, S. G., & Aderka, I. M. (2021). I’m Not Feeling It: Momentary

Experiential Avoidance and Social Anxiety Among Individuals With Social Anxiety

Disorder. Behavior Therapy, 52(1), 183–194.

Hofmann, S. G., & Otto, M. W. (2017). Cognitive behavioral therapy for social anxiety disorder: Evidence-based and disorder-specific treatment techniques (2nd ed.). Taylor & Francis. 

Auteurs

Nessa Ikani

Pro Persona

Het beste van twee werelden? Algemene veranderprofielen in Gepersonaliseerde vragenlijstdata

Msc. Merlijn Olthof
Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit

 

Kernwoorden

Veranderprofielen, behandeluitkomst, Complexe Systeemtheorie, personaliseren

Inhoud van de lezing

Inleiding:

Elke patiënt is uniek, maar toch krijgen alle patiënten doorgaans dezelfde gestandaardiseerde vragenlijsten in onderzoek en in de klinische praktijk. Gepersonaliseerde vragenlijsten zijn een veelbelovend alternatief, maar worden weinig gebruikt, mede omdat gangbare (meet-)theorieën het gebruik hiervan niet ondersteunen. De Complexe Systeemtheorie van psychopathologie (Olthof et al., 2021), daarentegen, heeft wel de potentie om een wetenschappelijke basis voor persoonlijke vragenlijsten te vormen. De theorie stelt namelijk dat de dynamica van frequent afgenomen (bijv. dagelijks) persoonlijke vragenlijsten gebruikt kunnen worden om transities (klinisch relevante veranderingen in de toestand van een patiënt) te meten, ongeacht wat de inhoud van de persoonlijke vragenlijst precies is. De theorie voorspelt ook dat zulke transities gerelateerd zijn aan een betere behandeluitkomst. 

 

Methode:

We analyseerden persoonlijke vragenlijsten die dagelijks zijn ingevuld door 404 patiënten gediagnosticeerd met stemmings- en/of angststoornissen. Alle patiënten verbleven in een kliniek waar ze psychotherapie volgden van verschillende therapeuten en met technieken vanuit verschillende therapeutische stromingen. Per persoon deden we een principale componentenanalyse op de persoonlijke vragenlijstdata en projecteerden de scores op de eerste component om één datareeks per persoon te krijgen. We classificeerden 5 veranderprofielen in deze datareeksen: geen transitie, gelijkmatige verandering, 1 transitie, omgekeerde transitie en meerdere transities in dezelfde richting. We relateerden deze veranderprofielen aan behandeluitkomst.

 

Resultaten:

Er waren 55 patiënten zonder transitie, 52 patiënten met een gelijkmatige verandering, 233 patiënten met één transitie, 39 patiënten met een omgekeerde transitie en 25 patiënten met meerdere transities. Patiënten met meerdere transities, één transitie of gelijkmatige verandering hadden een betere behandeluitkomst dan patiënten zonder transitie.

Conclusie:

De dynamica van persoonlijke vragenlijsten in psychotherapie bevatten verschillende transitieprofielen die samenhangen met behandeluitkomst, zoals voorspeld vanuit de Complexe Systeemtheorie.

 

Klinische implicaties:

De resultaten geven een wetenschappelijke basis voor het gebruik van persoonlijke vragenlijsten in de klinische praktijk, die mogelijks zelfs meer valide metingen van therapeutische voortgang zijn dan huidige gestandaardiseerde methoden (zoals Routine-Outcome Monitoring). Gepersonaliseerde vragenlijsten kunnen geïntegreerd worden met gepersonaliseerde diagnostiek (case formulation) en behandeling, daarbij gebruikmakend van de klinische expertise van de therapeut en de zelfkennis en levenservaring van de patiënt (Schiepek et al., 2016a, 2016b).

Referenties en literatuur

Olthof, M., Hasselman, F., Oude Maatman, F., Bosman, A. M. T., & Lichtwarck-Aschoff, A. (in press). Complexity Theory of Psychopathology. Journal of Psychopathology and Clinical Science. https://doi.org/10.31234/osf.io/f68ej

Schiepek, G. K., Stöger-Schmidinger, B., Aichhorn, W., Schöller, H., & Aas, B. (2016a). Systemic case             formulation, individualized process monitoring, and state dynamics in a case of dissociative identity disorder. Frontiers in Psychology, e1545. https://doi.org/10.3389/fpsyg.2016.01545

Schiepek, G., Eckert, H., Aas, B., Wallot, S., & Wallot, A. (2016b). Integrative Psychotherapy: A Feedback-Driven Dynamic Systems Approach. Hogrefe.

Auteurs

Merlijn Olthof

Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit
Promovendus

Individuele respons na een videofeedback training: Voorspellend voor sociale angstontwikkeling?

dr. Lynn Mobach
Afdeling Klinische Psychologie, Universiteit Utrecht

 

Kernwoorden

sociale angst, experience sampling methode, videofeedback, voorspellers

Inhoud van de lezing

Inleiding: Sociale angstklachten komen veel voor bij jongvolwassenen en veroorzaken grote lijdenslast. Het is tot op heden helaas nog steeds moeilijk om betrouwbaar te voorspellen welke individuen blijvende of ernstige sociale angstklachten zullen ontwikkelen. Het is daarom cruciaal om betere voorspellers te identificeren, zodat preventieve maatregelen juist bij deze individuen kunnen worden ingezet om ergere klachten te voorkomen. Inzichten uit zowel traditionele cognitieve gedragstherapeutische modellen (Beck, Emery, & Greenberg, 1985) alsmede uit de dynamische systeemtheorie (o.a. Dakos, van Nes, D’Odorico, & Scheffer, 2012) stellen dat een focus op individuele klachtenpatronen in reactie op invloeden vanuit de omgeving mogelijk betere, individuele voorspellers voor de ontwikkeling van sociale angstklachten kan opleveren. Het doel van deze studie is daarom het identificeren van gepersonaliseerde voorspellers van de ontwikkeling van sociale angst op de lange termijn op basis van individuele klachtenpatronen tijdens en na een videofeedbacktraining.  

Methode: Vrouwelijke studenten (N = 50) van 18-35 jaar (M = 22.44, SD = 3.43) met subklinische sociale angstklachten (Social Phobia Inventory => 30) konden meedoen aan deze studie. Bij de baseline meting nam de onderzoeker de SCID-sectie sociale angst af en vulden participanten verschillende vragenlijsten in met betrekking tot sociale angstklachten en depressieve klachten. Deze vragenlijsten set werd na een maand, twee maanden en na zes maanden herhaald. Participanten startten na de baseline meting met een experience-sampling (ESM) periode van 14 dagen waarbij ze 10 keer per dag op willekeurige momenten tussen 08.00 uur ’s morgens en 22.00 uur ’s avonds een korte vragenlijst (ongeveer 1 minuut) invulden over hun sociale angstklachten en sociale interacties via hun telefoon. De volgende symptomen werden uitgevraagd: angst op dat moment, fear of negative evaluation, perceived control, fysieke symptomen (o.a. zweten, trillen), anticipatie angst, veiligheidsgedrag en vermijding. Deze ESM-periode werd tweemaal herhaald (7 dagen per periode) gedurende de maand na de eerste ESM-periode. Bij de start van de laatste twee ESM-periodes, kregen participanten tweemaal een videofeedbacktraining waarbij participanten werd gevraagd een impromptu presentatie te geven over een onderwerp aangedragen door de onderzoeker. Het doel van de training was het bijstellen van de negatieve verwachtingen over de presentatie.  

Resultaten: Preliminaire analyses lieten zien dat participanten die gedurende langere tijd lagere sociale angstklachten rapporteerden na afloop van de videofeedbacktraining, 6 maanden later minder sociale angstklachten rapporteerden. 

Conclusie: Preliminaire analyses laten zien dat jongvolwassenen met verhoogde sociale angstklachten die gedurende langere tijd profijt hebben van een videofeedback training gericht op het reduceren van negatieve sociale verwachtingen, minder sociale angstklachten hebben ontwikkeld zes maanden na de training, vergeleken met jongvolwassenen die na de training sneller terug waren bij hun oude klachtniveau. Dit laat zien dat gepersonaliseerde voorspellers voor de ontwikkeling van sociale angstklachten kunnen worden geïdentificeerd op basis van individuele klachtenpatronen na een videofeedback training.

Klinische implicaties: Inzoomen op de individuele klachtenpatronen in reactie op een videofeedbacktraining voor sociale angstklachten in een subklinische sample van jongvolwassenen kan belangrijke inzichten opleveren over welke individuen profijt kunnen hebben van preventieve interventies en wanneer interventies in kunnen worden gezet.

Referenties en literatuur

Beck, A. T., Emery, G., & Greenberg, R. L. (1985). Anxiety disorders and phobias: A cognitive perspective. New York: Basic Books.

Dakos, V., Van Nes, E. H., d'Odorico, P., & Scheffer, M. (2012). Robustness of variance and autocorrelation as indicators of critical slowing down. Ecology, 93(2), 264-271.

Auteurs

Lynn Mobach

Afdeling Klinische Psychologie, Universiteit Utrecht
Postdoctoraal onderzoeker

Voorspellende waarde van vroege verandering (early change) in de behandeling van een persoonlijkheidsstoornis

drs Sophie Vercauteren
Pro Persona

 

Kernwoorden

Early change, persoonlijkheidsstoornis, voorspellen behandeluitkomst

Inhoud van de lezing

Inleiding:Hoewel psychotherapie gericht op de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen effectief is gebleken, zijn de effectgroottes op relevante uitkomstmaten klein tot matig (Chakhssi e.a., 2021). Daarnaast is het drop-out percentage bij deze patiënten hoog. Behandelaren lijken voorts moeite te hebben om te voorspellen welke behandelingen zullen stagneren of verslechteren (Hatfield e.a., 2010), waardoor het risico bestaat dat te lang op dezelfde wijze wordt doorbehandeld terwijl er geen vooruitgang is. Het gebruik van voortgangsfeedback (ROM) kan behandelaren inzicht geven in of de behandeling werkt of niet, en kan daarmee de behandelaar ondersteunen in het tijdig voorkomen van stagnatie of drop-out. Voortgangsfeedback zou met name in de eerste fase van de behandeling effectief kunnen zijn, omdat dan doorgaans de meeste verandering plaatsvindt en deze zogenoemde ‘early change’ bij andere stoornissen voorspellend is gebleken voor de uiteindelijke behandeluitkomst (Schibbey e.a. 2014).

Het doel van dit onderzoek was inzicht krijgen in de vraag of bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis ook al vroeg in de behandeling voorspeld kan worden of een patiënt zal gaan profiteren van de behandeling.

Methode:Dit onderzoek is uitgevoerd bij het Centrum voor Psychotherapie, een gespecialiseerd centrum voor Persoonlijkheidsstoornissen van Pro Persona. Vanaf september 2017 tot september 2021 is er data verzameld van 762 patiënten die een behandeling volgden binnen dit centrum. De dataset betrof uitkomsten van de intake, tussenmeting en eindmeting van de Outcome Questionniare-45 (OQ-45), de General Assessment of Personality Disorder (GAPD) en de Severity Indices of Personality Problems (SIPP). De primaire uitkomstmaat was verandering van persoonlijkheidsfunctioneren, hetgeen gemeten werd met de SIPP.   

Resultaten:De voorspellende waarde van early change - gemeten met verschillende maten omtrent persoonlijkheidsfunctioneren - voor de uiteindelijke behandeluitkomst zal worden besproken.

Conclusie:Klachtenbeloop vroeg in de behandeling bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis kan een mogelijke predictor zijn voor de behandeluitkomst. Op basis hiervan zou voortgangsfeedback middels de ROM de behandelaar kunnen helpen in het bijsturen van de behandeling waar nodig. 

Klinische implicaties:Het verkrijgen van inzicht in early change is voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis relevant. Zo kan bij deze patiënten, waarbij de behandeling stagneert, al vroeg in de behandeling worden bijgestuurd. Op basis hiervan kan een zo gunstig mogelijk effect van de behandeling worden verkregen. 

Referenties en literatuur

Chakhssi, F., Zoet, J. M., Oostendorp, J. M., Noordzij, M. L., & Sommers-Spijkerman, M. (2021). Effect of psychotherapy for borderline personality disorder on quality of life: A systematic review and meta-analysis. Journal of Personality Disorders35(2), 255-269.

Hatfield, D., McCullough, L., Frantz, S. H., & Krieger, K. (2010). Do we know when our clients get worse? An investigation of therapists' ability to detect negative client change. Clinical Psychology & Psychotherapy17(1), 25–32.

Schibbye, P., Ghaderi, A., Ljótsson, B., Hedman, E., Lindefors, N., Rück, C., & Kaldo, V. (2014). Using early change to predict outcome in cognitive behaviour therapy: Exploring timeframe, calculation method, and differences of disorder-specific versus general measures. PloS One9(6), e100614.

Auteurs

Sophie Vercauteren

Pro Persona
GZ-psycholoog in opleiding tot specialist

Anhedonie als een transdiagnostisch symptoom bij comorbide psychopathologie?

Dr. Janna Vrijsen
Radboudumc en Pro Persona

 

Kernwoorden

anhedonia, netwerkbenadering, transdiagnostisch, comorbiditeit, RDoC

Inhoud van de lezing

Inleiding:Anhedonie is een kenmerk van verschillende psychische stoornissen. Het staat voor het verlies van vermogen om plezier te ervaren. Anhedonie zien we niet alleen veel, maar het heeft ook grote impact op hoe het met mensen gaat. Het reguleert namelijk hoe mensen omgaan met beloning en straf, en hoe emoties gereguleerd worden. Het lijkt dus een transdiagnostisch klinisch relevant symptoom of zelfs mechanisme te zijn. In lijn met het RDoC raamwerk – een push om naar processen en mechanismen te kijken die relevant zijn voor meerdere psychische stoornissen – hebben wij anhedonie onder de loep genomen. 

Methode: In 557 psychiatrische patiënten met een verscheidenheid aan diagnoses (depressie, angststoornis, ADHD, autismespectrumstoornis, verslaving) en comorbiditeit daartussen hebben wij netwerk analyses uitgevoerd. Dit sample maakt deel uit van het MIND-Set cohort. Specifiek hebben we een cross-sectionele graphical Least Absolute Shrinkage and Selection Operator (LASSO) netwerk en een relative importance netwerk geconstrueerd om zo de relaties tussen anhedonie ernst en symptomen van depressie, angst, ADHD en autisme trekken te schatten. 

Resultaten:Beide netwerken toonden aan dat ernst van anhedonie en depressieve symptomen een centrale rol in het netwerk hadden. Anhedonie ernst lijkt voorspellend voor symptoom ernst van depressie, angst, ADHD en autisme. Ernst van depressie symptomen voorspelt op diens beurt weer de ernst van ADHD-symptomen en autisme trekken.  

Conclusie: Anhedonie lijkt een transdiagnostisch kenmerk te zijn dat de ernst van verschillende veelvoorkomende symptoom clusters voorspelt. Het kan geassocieerd zijn aan de comorbiditeit tussen deze symptomen en bijbehorende diagnoses. Dit geeft – in lijn met RDoC – aanknopingspunten voor onderzoek naar transdiagnostische targets voor interventie.

Klinische implicaties:Het screenen op anhedonia kan comorbiditeit helpen bloot te leggen. Daarbij zou het vergroten van het vermogen en de motivatie om plezier te beleven wellicht helpen comorbiditeit tussen stoornissen te voorkomen. Dit moet onderzocht worden. 

Referenties en literatuur

Guineau, M. G., Ikani, N., Rinck, M., Collard, R. M., van Eijndhoven, P., Tendolkar, I., ... & Vrijsen, J. N. (2022). Anhedonia as a transdiagnostic symptom across psychological disorders: a network approach. Psychological Medicine, 1-12.

Auteurs

Janna Vrijsen

Radboudumc en Pro Persona
Associate professor