Lowering the pressure: Kenmerken van complexe depressies en het vergroten van het behandeleffect.

drs Frank Don
Pro Persona, Expertisecentrum Depressie

 

nummer

64

Opgenomen in sessies

Donderdag, 16.30 uur, Zaal 55/56

Kernwoorden

depressie, persoonlijkheidsstoornis, lotgenotencontact, aandachtstraining, combinatiebehandeling

Tags doelgroep

Volwassenen

Tags thematiek en problematiek

Persoonlijkheidsstoornissen
Transdiagnostisch
Stemmingsstoornissen

Tags streams

Cognitieve (gedrags)therapie
Schematherapie

Beknopte samenvatting van het symposium

Depressie is een van de meest voorkomende psychische stoornissen met een life-time prevalentie van ongeveer 20%. Er zijn verschillende behandelingsmogelijkheden voor deze psychische stoornis beschikbaar. Een aanzienlijk aantal patiënten heeft echter geen baat bij deze behandelingen of krijgt na een gevolgde therapie een terugval. Waar ligt dit aan? Welke mensen hebben bijvoorbeeld minder baat bij de behandeling? Is de richtlijn van de behandeling voor mensen met een ernstige depressie wel goed of heeft deze revisie nodig? Hebben deze mensen een persoonlijkheidsstoornis of hebben ze meer last van dysfunctionele attitudes?  En, welke initiatieven zijn er om de effectiviteit van de behandeling te verbeteren? Helpt het wanneer depressieve mensen naast de reguliere behandeling ook online peer support krijgen of een aandachtstraining volgen? Het symposium zal op deze vragen proberen een antwoord geven. 

Tags flow

Gevolgen van langdurige/chronische stress/druk op lichaam en geest

Auteurs

Frank Don

Pro Persona, Expertisecentrum Depressie
klinisch psycholoog

Update MDR Depressie: Is combinatie behandeling van psychotherapie en medicatie beter bij behandeling van depressie?

prof.dr. Jan Spijker
Pro Persona, Expertisecentrum Depressie

 

Kernwoorden

richtlijn, combinatiebehandeling, depressie

Inhoud van de lezing

Inleiding: Bij de behandeling van matig en ernstige depressie wordt in de huidige praktijk regelmatig een gecombineerde behandeling voorgesteld van psychotherapie met antidepressiva. In het geval van een milde depressie wordt doorgaans geen gecombineerde behandeling voorgesteld. Wat is nu het bewijs hiervoor? Voor de werkgroep die momenteel de update uitvoert van de Multidisciplinaire Richtlijn Depressie is dit een belangrijke vraag.

Vraagstelling : Wat is de effectiviteit van combinatiebehandeling in vergelijking met psychotherapie of farmacotherapie? 

Methode: Voor de update van de MDR depressie wordt de GRADE systematiek toegepast 

Resultaten:  Na een search bleven twee reviews over (Cuijpers 2020; Furukawa2021) die voldeden aan de inclusiecriteria en het meest recent waren.  In de netwerk meta-analyse (NMA) van Cuijpers2020 werd een analyse gedaan naar de onderlinge effecten van bepaalde behandelingen bij een acute depressie. Combinatiebehandeling lijkt na de behandelperiode effectiever dan psychotherapie of farmacotherapie, en op de lange termijn is combinatiebehandeling effectiever dan farmacotherapie (maar niet dan  psychotherapie). Er werd geen relevant verschil gevonden als het gaat om verdraagzaamheid van de therapie.  Dezelfde resultaten worden ook gevonden vanuit een NMA, gebaseerd op studies gedaan in de eerste lijn (Cuijpers et al., 2021) Belangrijk om bij deze twee NMAs te benadrukken dat de resultaten gebaseerd zijn op patiënten met een matige tot ernstige depressie. Er is in deze NMA’s nauwelijks onderzoek betrokken bij patiënten met een milde depressie. De resultaten van de NMA van Furukawa2021 liggen in lijn met die van Cuijpers2020. In de acute fase geeft combinatietherapie in vergelijking met farmacotherapie of psychotherapie een beter beloop en minder kans op uitval. Als vervolgbehandeling lijkt het, het meest effectief om combinatiebehandeling voort te zetten.

Conclusie:  Gezien de hierboven beschreven evidentie is combinatiebehandeling aan te bevelen bij mensen met matige of ernstige depressie. Bij een milde depressie is er nauwelijks bewijs dat combinatiebehandeling beter werkt en zou met psychotherapie gestart moeten worden

Referenties en literatuur

Cuijpers, P., Noma, H., Karyotaki, E., Vinkers, C. H., Cipriani,  Andrea, & Furukawa, T. A. (2020). A network meta-analysis of the effects of psychotherapies, pharmacotherapies and their combination in the treatment of adult depression. World Psychiatry, 19(1), 92–107. https://doi.org/10.1002/wps.20701

Cuijpers, P., Oud, M., Karyotaki, E., Noma, H., Quero, S., Cipriani, A., Arroll, B., & Furukawa, T. A. (2021). Psychologic treatment of depression compared with pharmacotherapy and combined treatment in primary care: A network meta-analysis. Annals of Family Medicine, 19(3), 262–270. https://doi.org/10.1370/afm.2676

Furukawa, T. A., Shinohara, K., Sahker, E., Karyotaki, E., Miguel, C., Ciharova, M., Bockting, C. L. H., Breedvelt, J. J. F., Tajika, A., Imai, H., Ostinelli, E. G., Sakata, M., Toyomoto, R., Kishimoto, S., Ito, M., Furukawa, Y., Cipriani, A., Hollon, S. D., & Cuijpers, P. (2021). Initial treatment choices to achieve sustained response in major depression: a  systematic review and network meta-analysis. World Psychiatry : Official Journal of the World Psychiatric Association (WPA), 20(3), 387–396. https://doi.org/10.1002/wps.20906

Auteurs

Jan Spijker

Pro Persona, Expertisecentrum Depressie
psychiater

Dysfunctionele attitudes in depressiebehandeling met cognitief gedragstherapie en antidepressiva. Een systematische review en meta-analyse van individuele patiëntdata.

dr. Ellen Driessen
Radboud Universiteit Nijmegen / Pro Persona Expertise Centrum Depressie

 

Kernwoorden

Depressie, dysfunctionele attitudes, CGT, antidepressiva

Inhoud van de lezing

Achtergrond 

Dysfunctionele attitudes zijn een risicofactor voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis en kunnen mogelijk het best behandeld worden met cognitieve gedragstherapie (CGT), maar wetenschappelijk bewijs hiervoor is niet eenduidig. 

Doel

Wij voerden een systematische review en meta-analyse van individuele patiëntdata uit met drie doelen. We onderzochten 1) verbanden tussen dysfunctionele attitudes en verschillende demografische en klinische patiëntkenmerken, 2) de verandering in dysfunctionele attitudes tijdens behandeling met CGT of met antidepressiva en 3) of de mate van dysfunctionele attitude voorafgaand aan deze behandelingen gerelateerd was aan differentiële effectiviteit.

Methoden 

Door middel van een systematische literatuur search werden gerandomiseerde studies geïdentificeerd waarin de effectiviteit van CGT en antidepressiva werden vergeleken onder volwassenen met een depressieve stoornis en waarin de Dysfunctional Attitude Scale werd afgenomen voorafgaand en na afloop van de behandeling. Van deze studies werd de data op patiëntniveau opgevraagd. Deze data werd samengevoegd en geanalyseerd met mixed-effects modellen.

Resultaten 

Vijf studies met 734 individuele deelnemers werden geïncludeerd. Dysfunctionele attitudes op baseline waren positief gecorreleerd met depressieve klachten en negatief gecorreleerd met leeftijd. Patiënten met een hoger opleidingsniveau rapporteerden meer dysfunctionele attitudes dan patiënten met een lager opleidingsniveau. Patiënten met een comorbide angststoornis rapporteerden meer dysfunctionele attitudes dan patiënten zonder een comorbide angststoornis. Dysfunctionele attitudes namen significant af gedurende behandeling met CGT en met antidepressiva (B = -28.582, SE = 2.057, p <.001), waarbij er geen verschil tussen de behandelingen was (B = 2.946, SE = 2.736, p = .28). De mate van dysfunctionele attitudes op baseline was niet gerelateerd aan differentiële effectiviteit van CGT en antidepressiva (B = 0.004, SE = 0.010, p =.689).  

Conclusie 

Dysfunctionele attitudes komen meer voor bij jongere patiënten, bij patiënten met meer depressieve klachten, een hoger opleidingsniveau en een comorbide angststoornis. Verandering in dysfunctionele attitudes is niet specifiek voor CGT. We vonden geen aanwijzingen dat CGT effectiever is dan antidepressiva voor patiënten met veel dysfunctionele attitudes. 

Referenties en literatuur

Kovacs, M., & Beck, A. T. (1978). Maladaptive cognitive structures in depression. American Journal of psychiatry, 135(5), 525-533.

Segal, Z. V., Kennedy, S., Gemar, M., Hood, K., Pedersen, R., & Buis, T. (2006). Cognitive reactivity to sad mood provocation and the prediction of depressive relapse. Archives of General Psychiatry, 63(7), 749–755.

Auteurs

Ellen Driessen

Radboud Universiteit Nijmegen / Pro Persona Expertise Centrum Depressie
Universitair Docent / GZ-psycholoog

Depressie en de benaderingspositiviteitstraining

prof.dr. Eni Becker
Radboud Universiteit

 

Kernwoorden

CBM, benaderingstraining, positiviteitstraining, depressie

Inhoud van de lezing

Depressie is een van de meest voorkomende psychische stoornissen met een geschatte prevalentie van 20,8%. Er zijn verschillende behandelingsmogelijkheden voor deze psychische stoornis beschikbaar; een aanzienlijk aantal patiënten heeft echter geen baat bij deze behandelingen of krijgt na een therapie last van terugkerende depressieve episoden. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat een van de belangrijke onderliggende factoren niet goed wordt aangepakt. In een transdiagnostische benadering hebben we geprobeerd het gebrek aan een positiviteitsbias aan te pakken met een gecomputeriseerd trainingsprogramma. Ik zal de gegevens van twee klinische studies presenteren. In de eerste klinische studie, in een gerandomiseerde gecontroleerde trial, volgden 256 patiënten met verschillende psychologische stoornissen vier sessies van ofwel een actieve training waarbij positieve emotionele beelden dichterbij werden getrokken en neutrale beelden werden weggeduwd met een joystickbeweging, ofwel een placebotraining, als aanvulling op hun reguliere behandeling. We waren in staat een positieve bias te induceren. Maar wat nog belangrijker was: depressieve patiënten in de actieve trainingsconditie hadden een significant lagere BDI-score aan het eind van hun behandeling. In de tweede studie, ook weer een gerandomiseerd-gecontroleerde opzet, kregen 122 depressieve patiënten ofwel vier sessies van de CBM Attention Dot-Probe Training (DPT) of de CBM Approach-Avoidance Training (AAT), naast behandeling zoals gebruikelijk. Beide trainingen hadden een actieve en een controle conditie. De klinisch beoordeelde ernst van de depressieve symptomen nam meer af bij patiënten die de actieve conditie van de DPT of de AAT kregen, vergeleken met patiënten in de controleconditie. Verandering in positiviteitsbias werd gevonden voor de DPT (niet voor de AAT), maar was niet mediërend voor het effect van de training op depressieve symptomen. Over het geheel genomen geeft dit aan dat positieve trainingen een optie kunnen zijn als add-on behandeling voor patiënten met depressie.

Referenties en literatuur

Becker, E. S., Barth, A., Smits, J. A., Beisel, S., Lindenmeyer, J., & Rinck, M. (2019). Positivity-approach training for depressive symptoms: A randomized controlled trial. Journal of Affective Disorders245, 297-304.

Vrijsen, J.N., Fischer, V., Müller, B.W., Scherbaum, N., Becker, E.S., Rinck, M., & Tendolkar, I. (2018). Cognitive bias modification as an add-on treatment in clinical depression: Results from a placebo-controlled, single-blinded randomized control trial. Journal of Affective Disorders, 238, 342-350.

Auteurs

Eni Becker

Radboud Universiteit
hoogleraar

De effectiviteit van peer support voor individuen met mentale problemen: een systematische review en meta-analyse.

MSc Dorien Smit
Pro Persona, Expertisecentrum Depressie, Nijmegen

 

Kernwoorden

Meta-analyse, peer support, depressie

Inhoud van de lezing

Achtergrond

Lotgenotencontact krijgt steeds meer aandacht in de GGz. De effectiviteit van peer support is nog onduidelijk, randomised controlled trials (RCTs) kampen met methodologische kwesties en het onderzoeksveld is heterogeen. Eerdere systematische reviews en meta-analyses beperken zich tot subgroepen, alleen patienten met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) werden geincludeerd of studies analyseren enkel specifieke uitkomstmaten of interventieformats.

Doel

Wij voerden een uitgebreide systematische review en meta-analyse uit van RCTs naar peer support interventies voor individuen met mentale problemen (as-I en persoonlijkheidsproblematiek).

Methoden

RCTs zijn gezocht in PubMed, Embase en PsycINFO met behulp van database-specifieke trefwoorden: peer support, mental illness en randomised controlled trial. Interventies met uiteenlopende formats, vergeleken met care-as-usual, een wachtlijst of andere inactieve controle conditie werden geincludeerd. Korte en lange termijn effecten op drie uitkomstcategorieen, klinisch, persoonlijk en functioneel herstel, zijn in kaart gebracht.

Resultaten

Er werden 31 trials geincludeerd, die een klein maar significant effect lieten zien voor peer support op klinisch herstel (g = 0.19, 95% CI, 0.11-0.27, p < 0.001, k = 22, I² = 10%; 95% CI: 0-44) en persoonlijk herstel (g = 0.15 (95% CI, 0.04-0.27, p = 0.01, k = 19) bij mentale problematiek. Met name EPA-patienten profiteerden. Subgroep-analyses tonen tentatieve resultaten door een beperkt aantal geincludeerde trials, voor mensen met depressie vonden wij geen significant resultaat.

Conclusie

Hoewel de effecten klein zijn, blijkt deelname aan peer support effectief voor klinisch en persoonlijk herstel bij mentale problematiek. Lotgenotencontact is een waardevolle aanvulling op het reguliere zorgaanbod.

Referenties en literatuur

Burke, E., Pyle, M., Machin, K., Varese, F., & Morrison, A. P. (2019). The effects of peer support on empowerment, self-efficacy, and internalized stigma: A narrative synthesis and meta-analysis. Stigma and Health, 4(3), 337-356. Retrieved from http://ovidsp.ovid.com/ovidweb.cgi?T=JS&PAGE=reference&D=psyc15&NEWS=N&AN=2018-38521-001

Lyons, N., Cooper, C., & Lloyd-Evans, B. (2021). A systematic review and meta-analysis of group peer support interventions for people experiencing mental health conditions. BMC Psychiatry, 21(1), 1-17.

Pfeiffer, P. N., Heisler, M., Piette, J. D., Rogers, M. A. M., & Valenstein, M. (2011). Efficacy of peer support interventions for depression: A meta-analysis. General Hospital Psychiatry, 33(1), 29-36. Retrieved from http://ovidsp.ovid.com/ovidweb.cgi?T=JS&PAGE=reference&D=psyc8&NEWS=N&AN=2011-04260-005

Auteurs

Dorien Smit

Pro Persona, Expertisecentrum Depressie, Nijmegen
onderzoeker

De invloed van comorbide persoonlijkheidsstoornissen op depressie na een kortdurende cognitieve gedragstherapie versus een kortdurende psychodynamische therapie.

dr David Koppers
Inforsa Forensische GGZ

 

Kernwoorden

Comorbiditeit; depressie; persoonlijkheidsstoornis; RCT

Inhoud van de lezing

Achtergrond

Onderzoek toont aan dat comorbide persoonlijkheidsstoornissen negatieve invloed hebben op behandeluitkomsten van depressie binnen de klinische praktijk (Newton-Howes et al., 2014), echter een meta-analyse van hoog kwalitatieve gerandomiseerde trials toont geen negatief comorbiditeits effect aan (Van Bronswijk et al., 2019). Onderzoek naar het effect van comorbide persoonlijkheidsstoornissen op de behandeling van depressie op de lange termijn is schaars, evenals onderzoek naar interactie effecten van behandelmethodiek bij deze doelgroep. 

Doel

Het bepalen van het effect van comorbide persoonlijkheidsstoornissen en behandelmethodiek op het behandelverloop na een cognitieve-gedragstherapie (CGT) versus een kortdurende psychodynamische steungevende psychotherapie (KPSP) voor depressie.

Methoden

Deze studie is gebaseerd op data uit een eerder gepubliceerde trial waarin CGT werd vergeleken met KPSP (beide bestaand uit 16 sessies) voor depressie (Driessen et al., 2013). Wij vergeleken de effectiviteit van deze behandelmethodieken voor depressieve patiënten met of zonder comorbide persoonlijkheidsstoornis (n = 196) aan het einde van de behandeling en 1 jaar follow-up na baseline meting. De primaire uitkomstmaat was de depressie score op de Hamilton Depression Rating Scale (HDRS). Secundaire uitkomstmaten waren interpersoonlijk functioneren en kwaliteit van leven.

Resultaten

Hoewel depressieve patiënten met of zonder comorbide persoonlijkheidsstoornissen aanzienlijk verbeterden aan het eind van de behandeling (d = 1.04, 95% CI 0.77–1.31 en d = 1.36, 95% CI 0.97–1.76, respectievelijk) en bij follow-up (d = 1.15, 95% CI 0.87–1.43 en d = 2.12, 95% CI 1.65–2.59 respectievelijk), hadden comorbide persoonlijkheidsstoornissen een negatief effect op beide meetmomenten (P < 0.05). Een soortgelijk effect op interpersoonlijk functioneren bleef echter uit na follow-up. Comorbide persoonlijkheidsstoornissen hadden geen invloed op uitkomstmaten van maatschappelijk functioneren en kwaliteit van leven. Behandelmethodiek had geen interactie effect.

Conclusies

CGT en KPSP dragen bij aan de behandeleffectiviteit op depressie en interpersoonlijk functioneren bij patiënten met een depressie met al dan niet een comorbide persoonlijkheidsstoornis. Beide behandelmethodieken vormen een belangrijke eerste stap in een stepped care behandelprogramma, echter de remissie op depressie blijft achter bij een groot deel van de patiënten groep met  een comorbide persoonlijkheidsstoornis. Toekomstig onderzoek moet zich richten op de vraag hoe precies duur en intensiteit van de behandeling en types persoonlijksheidsstoornis van invloed zijn op behandeluitkomst bij deze complexe groep patienten.

Referenties en literatuur

Driessen, E., Van, H.L., Don, F.J., Peen, J., Kool, S., Westra, D., Hendriksen, M., Schoevers, R.A., Cuijpers, P.,Twisk, J.W.R., & Dekker, J.J.M. (2013). The Efficacy of Cognitive-Behavioral Therapy and Psychodynamic Therapy in the Outpatient Treatment of Major Depression: A Randomized Clinical Trial. American Journal of Psychiatry, 170,1041-1050. https://doi.org/10.1176/appi.ajp.2013.12070899

Newton-Howes, G., Tyrer, P., Johnson, T., Mulder, R., Kool, S., Dekker, J., & Schoevers, R. (2014). Influence of personality on the outcome of treatment in depression: Systematic review and meta-analysis. Journal of Personality Disorders, 28, 577–593. https://doi.org/10.1521/pedi_2013_27_070

Van Bronswijk, S.C., Köster, E.M., & Peeters, F.P.M.L. (2019). Effectiveness of Acute-Phase Treatment of Depression Is Not Influenced by Comorbid Personality Disorders: Results from a Meta-Analysis and Meta-Regression. Psychotherapy and  Psychosomatics, 89, 109-110. https://doi.org/10.1159/000502918

Auteurs

David Koppers

Inforsa Forensische GGZ
klinisch psycholoog