Behandelaars van forensisch psychiatrische patiënten: hoe ontwikkelen we breder vakmanschap om de recidivekansen te verminderen?
drs. Elly van Laarhoven
ELA Consultancy en voorheen Universiteit van Utrecht
nummer
37
Opgenomen in sessies
Donderdag, 11.30 uur, Zaal 57/58
Kernwoorden
risicotaxatie, analyse, CBT-behandeling, forensische zorg
Tags doelgroep
Volwassenen
Tags thematiek en problematiek
Forensisch
Tags streams
Cognitieve (gedrags)therapie
Overig
Beknopte samenvatting van het symposium
Dit symposium is ontwikkeld door de forensische secties van de VGCT en het NIP. De afgelopen maanden zijn beide secties samen opgetrokken om onderstaand symposium te kunnen presenteren.
Behandelaars die werken met gewelds- of verslavingsproblemen hebben op de eerste plaats een zuivere therapeutische opdracht: Het aanpakken van de onderliggende problematiek van de functioneringsproblemen van de patiënt zodat deze verder herstelt. Zowel in de forensische zorg als in de verslavingszorg, maar ook in de reguliere psychiatrie waar gewelds- en gedragsproblemen de kern van de behandeling bepalen worden steeds vaker CGT-behandelingen ingezet. Inmiddels is een breed spectrum aan behandelvormen ontstaan en uitslagen van effectonderzoek, ook voor deze doelgroep zijn steeds gunstiger.
Toch wordt van behandelaars met deze specifieke patiënten een uitbreiding van hun expertise verwacht. Vanwege de aard van de problemen is de opdracht namelijk breder. De behandelaar moet naast de behandeleffecten voor de individuele patiënt ook oog hebben voor de schade die diens patiënt kan verrichten in de maatschappij als deze na afronding van diens behandeling toch blijkt terug te vallen in het oorspronkelijke probleemgedrag. Helaas is de groep die recidiveert nog steeds omvangrijk en zorgt elk geweldsmisdrijf nadat een behandeling werd afgesloten voor veel maatschappelijke onrust.
Kortom deze groep behandelaars moet beschikken over uitgebreide kennis over risicotaxatie, maar ook over kennis om de behandeling in te richten op basis van de uitkomsten daarvan.
Waarom is goede risicotaxatie zo belangrijk maar niet voldoende? Wat is het belang van de koppeling aan risicomanagement. En waarom vraagt ‘risico-communicatie’ onze aandacht? Op welke wijze kan die risico-taxatie het best worden uitgevoerd? Wat is de rol van dynamische factoren en welke conclusies kunnen we trekken als we vanuit een netwerkanalyse de aangrijpingspunten voor behandeling bepalen? Hoe groot is de groep in werkelijkheid eigenlijk, die recidiveert en wat weten we van de samenhang met het type behandeling?
Op deze vragen wordt in dit symposium dieper ingegaan.
Dit symposium is niet alleen bedoeld voor behandelaars in de forensische- en verslavingszorg, maar voor elke behandelaar die te maken heeft met patiënten die na terugval voor schade en opschudding kunnen zorgen in de maatschappelijke context.
Auteurs

Elly van Laarhoven
ELA Consultancy en voorheen Universiteit van Utrecht
klinisch psycholoog en orthopedagoog
De waarde van risicotaxatie voor de behandeling in de forensische zorg
Prof. dr. Vivienne de Vogel
Universiteit Maastricht, Hogeschool Utrecht, de Forensische Zorgspecialisten
Kernwoorden
risicotaxatie, analyse, CBT-behandeling, forensische zorg
Inhoud van de lezing
Het inschatten van het risico van gewelddadig gedrag is een belangrijke taak voor deskundigen die werkzaam zijn in de forensische zorg, maar ook in de reguliere psychiatrie, in gevangenissen of in de verslavingszorg. Het is een noodzakelijke stap in de bepaling of en welke behandeling geïndiceerd is. Tegenwoordig is er een groot aantal CBT-behandelingen beschikbaar die kunnen worden ingezet als de risicotaxatie daarvoor relevante informatie aanlevert. Het belang van een goede risicotaxatie voor de maatschappij is eveneens zeer groot; het ultieme doel van risicotaxatie is immers het voorkomen van gewelddadige recidive. Het is dan ook essentieel dat bij risicotaxaties betrouwbare, gevalideerde instrumenten worden gebruikt door goed opgeleide deskundigen. Kennis van gedragstherapeutische analyses van het gewelddadig gedrag kan een bijdrage leveren aan de juiste interpretatie van de uitkomsten van gestandaardiseerde metingen.
Er zijn de laatste decennia veel positieve ontwikkelingen op het gebied van risicotaxatie en onderzoek heeft laten zien dat het (zorgvuldig) gebruik van risicotaxatie-instrumenten redelijk tot goede voorspellingen binnen groepen oplevert (zie de Vogel et al., 2019). Op individueel niveau kunnen hiermee concrete richtlijnen worden geboden voor risicomanagement, onder andere over het type interventie om risico’s te verlagen. De ontwikkelingen van nieuwe CBT-behandelingen (SFT, ACT etc.) sluiten aan bij de informatie die vaak beschikbaar komt als een risicotaxatie zorgvuldig is uitgevoerd.
Ondanks deze goede resultaten zijn er verbeteringen mogelijk. Zo bestaan er knelpunten in de implementatie en kwaliteitsbewaking van risicotaxatie-instrumenten in de dagelijkse praktijk en in de vertaling van de resultaten naar risicomanagement. In een recent Nederlands onderzoek werd gevonden dat deskundigen het in de praktijk vaak lastig vinden om de vertaalslag van risicotaxatie naar risicomanagement te maken (https://kfz.nl/projecten/vertaling-van-risicotaxatie-en-risicomanagement-call-2019-100). Een relevant thema waar nog weinig aandacht naar uit gaat is risicocommunicatie; hoe worden de resultaten van een risicotaxatie eigenlijk begrepen door besluitvormers en hoe kan er zo helder mogelijk worden gecommuniceerd? Verder is een belangrijke vraag of de standaard gebruikte instrumenten ook bruikbaar zijn voor minderheidsgroepen binnen de forensische zorg, zoals vrouwen (de Vogel, 2022; de Vogel et al., 2022).
In deze presentatie zullen de recente ontwikkelingen op gebied van risicotaxatie besproken worden, waarbij vooral aandacht zal worden besteed aan zorgvuldig gebruik van instrumenten en de vertaling van risicotaxatie naar risicomanagement als speerpunt van de behandeling. Aan de hand van een casus van een vrouwelijke forensisch psychiatrische patiënt zal worden geïllustreerd hoe deze instrumenten in de dagelijkse praktijk juist van waarde kunnen zijn voor de gedragstherapeutisch georiënteerde behandeling.
Referenties en literatuur
Vogel, V. de (2022). Risicotaxatie bij vrouwen. Expertise en Recht, 2022-2, 35-40
Vogel, V. de, De Beuf, T. L. F., Shepherd, S., & Schneider, R. D. (2022). Violence Risk Assessment With the HCR-20V3 in Legal Contexts: A critical Reflection. Journal of Personality Assessment 104(2), 252-264. https://doi.org/10.1080/00223891.2021.2021925
Vogel, V. de, Vries Robbé, M. de, & Broek, E. van den (2019). Risicotaxatie in de forensische
psychiatrie: Fundamenten en praktijk. In: K. Goethals, G. Meynen, & A. Popma (Red.), Leerboek forensische psychiatrie (pp. 501-524). Amsterdam: De Tijdstroom / Boom.
Auteurs

Vivienne de Vogel
Universiteit Maastricht, Hogeschool Utrecht, de Forensische Zorgspecialisten
Bijzonder Hoogleraar
De behandelfocus binnen de forensische behandeling van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag: op weg naar een causaal netwerk van dynamische risicofactoren als mogelijk hulpmiddel?
MSc. Jan Willem van den Berg
De Tender
Kernwoorden
Seksueel grensoverschrijdend gedrag risicofactoren behandeling
Inhoud van de lezing
Introductie: Binnen het forensische veld staan cognitieve gedragstherapeuten onder constante druk. Immers, de politiek verwacht dat zij hun cliënten helpen resocialiseren. Tegelijk wordt vanuit de maatschappij een recidive - begrijpelijkerwijs - niet geduld. Dit is zeker het geval bij plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Cognitief gedragstherapeuten focussen zich op dynamische risicofactoren om een veilige terugkeer naar de maatschappij zoveel mogelijk te realiseren. Dit zijn psychologische en gedragsmatige aspecten die door behandeling kunnen worden beïnvloed en waarvan een verandering theoretisch samenhangt met (idealiter) een verlaging van het risiconiveau.
In Nederland en België wordt de STABLE-2007 (Fernandez et al., 2012) gebruikt voor het inkaart brengen van dynamische risicofactoren van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit instrument geeft echter geen zicht op de samenhang van deze risicofactoren. Met behulp van statistische netwerk-analyses kan dit inzicht op groepsniveau wel verkregen worden. Dit helpt cliënten en hun therapeuten, mogelijk, om de behandeling te focussen op die dynamische risicofactoren die een centrale rol spelen in de kans op seksuele recidive.
In deze presentatie staat een replicatie van een eerdere netwerkanalyse op dynamische risicofactoren van plegers van een zedendelict centraal.
Methode: Statistische netwerken van dynamische risicofactoren, geconstrueerd met behulp van gegevens uit penitentiare inrichtingen in British Columbia (BC N = 4.511), werden vergeleken met die netwerken gevonden in de oorspronkelijke steekproef (N = 803; van den Berg e.a., 2020) met behulp van de NetworkComparisonTest (van Borkulo et al., 2022) en door het correleren van de geadjugeerde matrix (adjacency matrices) van de rangorde van de strength centralities (dat is de sterkte van hun invloed binnen het netwerk) van de dynamische risicofactoren.
Resultaten: De netwerken van dynamische risico factoren in de originele en replicatie studie verschillen statistisch in hun netwerkstructuren, maar niet in globale sterkte. Voor alle netwerken geldt dat de adjacency matrices sterk gecorreleerd waren. De volgende dynamische risicofactoren bleken in beide studies een relatief grote invloed te hebben op de kans op seksuele recidive: sociale afwijzing/eenzaamheid, desinteresse in het welzijn van anderen, ontoereikende probleemoplossingsvaardigehden en impulsief gedrag.
Discussie en klinische implicatie: De meeste bevindingen van de oorspronkelijke studie zijn gerepliceerd. Dynamische risicofactoren met betrekking tot sociale afwijzing/eenzaamheid, desinteresse in het welzijn van anderen, ontoereikende probleemoplossingsvaardigehden en impulsief gedrag hebben een relatief sterke invloed op het risico op seksuele recidive. Risicomanagement en behandelingsstrategieën om recidive te verminderen zouden baat hebben bij een sterkere focus op deze dynamische risicofactoren.
Referenties en literatuur
Fernandez, Y., Harris, A.J.R., Hanson, R.K., & Sparks, J. (2012). STABLE-2007 coding manual: Revised 2012. Public Safety Canada.
van Borkulo, C. D., van Bork, R., Boschloo, L., Kossakowski, J. J., Tio, P., Schoevers, R. A., Borsboom, D., & Waldorp, L. J. (2022). Comparing network structures on three aspects: A permutation test. Psychological Methods. Advance online publication. https://doi.org/10.1037/met0000476
van den Berg, J. W., Kossakowski, J.J., Smid, W., Babchishin, K. M., Borsboom, D., Janssen, E., & Gijs, L. (2022). Interrelationships among dynamic risk factors in adult males who committed sexual offences: A replication study. [Manuscript submitted for publication]. Department of Neurosciences, University of Leuven.
van den Berg, J.W., Smid, W., Kossakowski, J.J., van Beek, D.J., Borsboom, D., Janssen, E., & Gijs, L. (2020). The Application of Network Analysis to Dynamic Risk Factors in Adult Male Sex Offenders. Clinical Psychological Science, 8, 539–554. https://doi.org/10.1177/2167702620901720
Auteurs

Jan Willem van den Berg
De Tender
Psychotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog
Recidive tijdens en na forensische zorg - epidemiologische studies naar omvang, aard en risicofactoren
Dr. Klaus Drieschner
WODC; Expertisecentrum Forensische Psychiatrie
Kernwoorden
Forensisch, CBT, behandeleffect, recidive, stoornis
Inhoud van de lezing
De doelstelling van de forensische zorg (FZ) is het voorkomen van recidive door het aanbieden van behandeling, waarbij het cognitief-gedragstherapeutisch referentiekader overheerst. Ook de aanpakken ten behoeve van resocialisatie zijn steeds meer op gedragstherapeutische leest gestoeld. De afgelopen periode worden steeds meer CBT- interventies voor verschillende forensische doelgroepen ontwikkeld zoals SFT, trauma-behandelingen, leefstijltrainingen etc. Afhankelijk van de beveiligings- en zorgbehoefte vinden de behandelingen intramuraal of ambulant plaats. Daarnaast bestaat er forensische verblijfszorg en FZ binnen het gevangeniswezen. In de vijf jaar van 2013 tot en met 2017 hebben ongeveer 45.000 personen FZ ontvangen en eindigden 30.000 FZ-trajecten (Drieschner & Tollenaar, 2021).
Hoe goed slaagt de FZ erin recidive te voorkomen? Bestaat er een samenhang tussen recidive en het type FZ, waaronder de genoemde gedragstherapeutisch georiënteerde trajecten? Om deze vragen te beantwoorden heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) een meerjarig onderzoeksprogramma uitgevoerd (Drieschner & Tollenaar, 2022: Drieschner, Hill & Weijters, 2020). De belangrijkste bevindingen worden hier gepresenteerd.
Methode: Op basis van landelijke registratiedata, zijn de verschillende FZ-trajecten in de onderzoeksperiode 2013-2017 gereconstrueerd. Door koppeling van informatie over strafzaken uit een justitiële onderzoekdatabase kon worden vastgesteld welke recidivedelicten zijn gepleegd tijdens de FZ-trajecten of binnen twee jaar na uitstroom.
Resultaten: Ongeveer 20-50% van de ex-patiënten (ongeveer 2-10% met een ernstig delict) is binnen twee jaar na uitstroom gerecidiveerd. Deze uitkomst is afhankelijk van het type FZ-traject. Uit de cijfers blijkt ook dat na trajecten met een periode in detentie bijzonder vaak wordt gerecidiveerd. De kans op recidive na uitstroom hangt, afgezien van het type traject, samen met demografische kenmerken (leeftijd, geslacht, geboorteland), het strafrechtelijk verleden en het type psychopathologie. ook is het een opvallend gegeven dat tijdens ambulante FZ de kans op recidive ongeveer vier keer hoger is dan tijdens intramurale FZ en de kans op ernstige recidive tweeënhalf keer hoger. Dit gegeven vraagt om verdere analyse: De kans op recidive hangt ook weer samen met het type FZ (waaronder de CBT insteek). Maar ook met demografische kenmerken, strafrechtelijk verleden en het type stoornis.
Discussie: De resultaten van het onderzoek worden besproken met het oog op aanknopingspunten voor landelijk beleid en instellingsbeleid gericht op het terugdringen van recidive. Ondanks dat het onderzoek licht werpt op de meest relevante uitkomstvariabele voor de FZ, geeft het geen antwoord op de belangrijke vraag of de FZ effectief is in het voorkomen van recidive en wat de effecten zijn van gedragstherapeutische aanpakken. Aan het eind van de presentatie zal daarom in worden gegaan op de vraag hoe recidiveonderzoek uitgebreid kan worden om wel conclusies over de effectiviteit van de FZ en daarmee ook over de CBT te kunnen trekken.
Referenties en literatuur
Drieschner, K., Hill, J., & Weijters, G. (2020). Recidive na forensische zorgtrajecten met uitstroom 2013-2015. Den Haag: WODC, cahier 2020-8. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/246
Drieschner, K., & Tollenaar, N. (2021). Recidive tijdens forensische zorgtrajecten 2013-2017. Den Haag: WODC, cahier 2021-18. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3090
Verweij, S., Tollenaar, N., Teerlink, M., & Weijters, G. (2021). Recidive onder justitiabelen in Nederland, verslag over de periode 2008-2020. Den Haag: WODC, cahier 2021-21. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3104
Auteurs
