Nooit te oud voor psychotherapie!
Prof. dr. Gert-Jan Hendriks
Pro Persona
nummer
25
Opgenomen in sessies
Donderdag, 16.30 uur, Parkzaal
Kernwoorden
Ouderen, gedragsactivatie, schematherapie, cognitieve gedragstherapie
Tags doelgroep
Ouderen
Tags thematiek en problematiek
Persoonlijkheidsstoornissen
Stemmingsstoornissen
Angststoornissen
Trauma en PTSS
Tags streams
Cognitieve (gedrags)therapie
Schematherapie
Overig
Beknopte samenvatting van het symposium
Psychische stoornissen, waaronder angststoornissen, depressieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen komen ook bij ouderen veel voor. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar behandelingen bij oudere volwassenen en ook hebben ouderen daarnaast minder toegang tot psychologische zorg in vergelijking met jongere volwassenen. Daarnaast tonen ouderen mogelijk andere klachten presentaties dan jongere volwassenen. De laatste jaren zijn er verschillende onderzoeken geweest naar de effectiviteit van psychotherapie bij ouderen. Gedurende dit symposium zullen wij resultaten presenteren van enkele studies gericht op behandelingen bij ouderen. Daarnaast leggen we ook de focus op klachten presentaties.
Tijdens de eerste presentatie zal Noortje Janssen onderzoek presenteren over de (kosten) effectiviteit van gedragsactivatie (GA) door de POH-GGZ in de huisartsenzorg. In vergelijking met gebruikelijke zorg in de huisartsenpraktijk, blijkt GA tot een snellere afname van depressieve symptomen bij ouderen te leiden.
In de tweede presentatie zal Martine Veenstra onderzoek naar de effectiviteit van groep-schematherapie in combinatie met psychomotorische therapie (PMT) bij ouderen met een persoonlijkheidsstoornis presenteren. Het blijkt dat groep-schematherapie in combinatie met PMT een veelbelovende behandelmethode is voor ouderen met een cluster B- en/of C-persoonlijkheidsstoornis.
In de derde presentatie zal Gert-jan Hendriks de resultaten van een Cochrane systematische review en meta-analyse over cognitieve gedragstherapie (CGT) en derde generatie CGT bij oudere volwassenen met angststoornissen en angst-gerelateerde stoornissen presenteren.
In de vierde presentatie zal Sanne Wassink een review naar de effectiviteit van depressie-interventies op functionele beperkingen bij ouderen presenteren. Bij interventiestudies is het van belang om naast symptomatisch herstel, ook functioneel herstel te evalueren. Geïntegreerde zorg interventies blijken het meeste effect te hebben op functionele beperkingen bij ouderen.
Vervolgens zal Melissa Guineau in de vijfde en laatste lezing in dit symposium ingaan op psychologisch functioneren en daarbij vertellen of er wel degelijk verschillen liggen tussen jongere volwassenen en oudere volwassenen op basis van symptoom presentaties en op welke leeftijd deze verschillen zich voordoen.
Tags flow
Maatschappelijke en beroepsspecifieke factoren die druk leggen op de (jeugd) GGZ
Auteurs

Gert-Jan Hendriks
Pro Persona
Bijzonder Hoogleraar angststoornissen en depressie bij ouderen
De (kosten-)effectiviteit van gedragsactivatie voor ouderen met depressieve klachten in de huisartsenpraktijk
Drs. Noortje Janssen
Pro Persona en RadboudUMC
Kernwoorden
Ouderen, depressie, gedragsactivatie, gedragstherapie, huisartsenpraktijk
Inhoud van de lezing
Introductie
Depressie bij oudere volwassenen wordt geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven en een verhoogde morbiditeit, mortaliteit, en invaliditeit. Gedragsactivatie (GA) lijkt een effectieve niet-farmacologische behandeloptie te zijn. In deze lezing wordt de klinische- en kosteneffectiviteit van gedragsactivatie door een POH-GGZ voor depressieve oudere volwassenen in de eerstelijns gezondheidszorg in vergelijking met gebruikelijke zorg besproken.
Methode
59 huisartsenpraktijken in Nederland werden gestratificeerd naar geslacht van de werkzame POH-GGZ en aansluiting bij een koepelorganisatie, waarvan 30 werden gerandomiseerd naar de gedragsactivatie (BA) groep en 29 naar gebruikelijke zorg. Deelnemers waren 161 instemmende oudere (≥65 jaar) volwassenen met klinisch relevante symptomen van depressie. De onderzochte interventie was een acht weken durend individueel gedragsactivatieprogramma (GA) door een POH-GGZ. Deelnemers werden niet geblindeerd voor de groepstoewijzing vanwege de aard van de behandeling, maar onderzoeksassistenten die de uitkomsten beoordeelden wel. De QIDS-SR werd gebruikt om depressie te meten, en de TIC-P en QALY’s om de kosteneffectiviteit te bepalen.
Resultaten
De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 75 jaar. Gegevens waren beschikbaar voor 96 deelnemers uit 21 praktijken in de BA groep en 65 deelnemers uit 16 praktijken in de treatment as usual groep. Aan het einde van de behandeling (9 weken) rapporteerden BA deelnemers significant minder depressieve symptomen dan TAU deelnemers (QIDS-SR16 verschil = -2.77, (95% CI=-4.19 tot -1.35), P <0 .001; between group effect size = 0.90; 95% CI=0. 42 - 1.38) en dit significante verschil bleef bestaan tot de drie-maanden follow-up (5 maanden na baseline) (QIDS-SR16 verschil = -1.53, (95% CI=-2.81 tot -0.26), P=0.02; tussen groep effect size = 0.50; 95% CI=0.07 - 0.92). De maatschappelijke kosten waren statistisch niet-significant lager voor BA in vergelijking met TAU (gemiddeld verschil (MD) -€485, 95% CI -3861 tot 2792). In de BA-groep was er niet-significant meer respons op de QIDS (MD 0,085, 95% CI -0,015 tot 0,19), en er waren geen significante verschillen in gewonnen QALY's (MD 0,026, 95% CI -0,0037 tot 0,055).
Conclusies en implicaties
GA leidt tot een snellere afname van depressieve symptomen bij oudere volwassenen, inclusief de oudste ouderen, vergeleken met gebruikelijke zorg in de huisartsenpraktijk, direct na de behandeling, en na drie-maanden follow-up en blijkt na een jaar, hoewel niet significant, goedkoper en effectiever te zijn dan gebruikelijke zorg. Dit maakt dat gedragsactivatie kan worden gezien als een kosteneffectief alternatief voor gebruikelijke zorg voor depressieve klachten.
Referenties en literatuur
Janssen N.P & Huibers, M. (2021). Gedragsactivatie bij ouderen? Doen!. Tijdschrift voor Gedragstherapie, 2021(4).
Auteurs

Noortje Janssen
Pro Persona en RadboudUMC
Junior wetenschappelijk onderzoeker
Een studie naar de (kosten)effectiviteit van groep-schematherapie in combinatie met psychomotorische therapie bij ouderen met een persoonlijkheidsstoornis.
drs. Silvia van Dijk
Rijksuniversiteit Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Universitair Centrum Psychiatrie
Kernwoorden
Schematherapie, psychomotorische therapie, ouderen, persoonlijkheidsstoornissen
Inhoud van de lezing
Introductie, theoretisch kader
Schematherapie is een effectieve behandeling voor volwassenen met een persoonlijkheidsstoornis. Echter, of een inzichtgevende behandelingen ook bij ouderen nog zijn vruchten afwerpt is niet bekend. Empirisch onderzoek hiernaar is belangrijk, één op de drie ouderen die verwezen wordt naar de ouderenpsychiatrie kampt met een persoonlijkheidsstoornis. In de praktijk richt de behandeling zich meestal alleen op symptomen die uit de persoonlijkheidsstoornis voortvloeien, bijvoorbeeld door het bieden van steunende en structurerende begeleiding en/of medicatie. Hierdoor wordt het probleem niet bij de wortel aangepakt. Omdat er aanwijzingen zijn dat cognitieve technieken mogelijk minder effectief zijn bij ouderen, zijn experiëntiële technieken mogelijk extra belangrijk. In onze studie hebben wij schematherapie verrijkt met psychomotore therapie om het ervaringsgericht leren te stimuleren. Het doel van deze studie was te onderzoeken of groeps-schematherapie (ST), aangevuld met psychomotore therapie (PMT) een (kosten-)effectieve behandeling is voor ouderen met een persoonlijkheidsstoornis. De verwachting is dat groep ST+PMT voor ouderen met een persoonlijkheidsstoornis leidt tot een significant sterkere afname van psychische en tot een betere kwaliteit van leven dan de reguliere zorg.
Methode
Een multicenter, gerandomiseerde en gecontroleerde studie, waarin 20 sessies groep-schematherapie verrijkt met psychomotorische therapie (ST + PMT) wordt vergeleken met de reguliere zorg bij volwassenen van 60 jaar en ouder die lijden aan een cluster B- en/of C-persoonlijkheidsstoornis (Van Dijk et al, 2019). De primaire uitkomstmaat is algemeen psychisch lijden, gemeten met de 53-item Brief Symptom Inventory. Secundaire uitkomsten zijn de welbevinden (Warwick-Edinbrugh Mental Well-being Scale, WEMWBS), tevredenheid met het leven (Cantril’s ladder), en het persoonlijkheidsfunctioneren (Severity Indices of Personality Problems – Short Form, SIPP-SF). Een kosteneffectiviteitsanalyse wordt uitgevoerd vanuit een maatschappelijk perspectief met de EuroQol 5D-vragenlijst en gestructureerde kosten-interviews.
Resultaten
In totaal werden 145 patiënten gerandomiseerd, waarvan 102 hun behandeling voor uitbraak van de COVID-pandemie hadden afgerond en 43 hun behandeling moesten onderbreken a.g.v. de COVID-pandemie. In de groep die behandeld werd voor de COVID-pandemie, vonden we dat ST + PMT een significant beter effect had op ‘psychische klachten’ en ‘mentaal welzijn’ in vergelijking met de groep die de gebruikelijke zorg ontving. Direct na afloop van de therapie vonden we een medium effect-size, wat afnam tot een kleine effect-size op zes en twaalf maanden follow-up. Bij de groep die gedurende de COVID-pandemie behandeld werd, leek juist reguliere zorg effectiever op onze uitkomstmaten, al zagen we geen significante verschillen tussen de groepen.
Discussie en conclusie
Groep ST + PMT blijkt een effectieve behandelmethode voor ouderen met een cluster B- en/of C-persoonlijkheidsstoornis, al zijn de effect-groottes bescheiden. In hoeverre de COVID-pandemie geleid heeft tot uitdoving van effect is onduidelijk, maar dit is een mogelijkheid aangezien reguliere zorg effectiever leek tijdens de periode met behandelrestrictie (vermoedelijk door behoud van een vertrouwde behandelaar tijdens online/telefonische ondersteuning). Anderzijds, is het aannemelijk dat de behandelduur van 20 sessies relatief te kort was om een blijvend effect te genereren bij ouderen.
Referenties en literatuur
Van Dijk SDM, Veenstra MS, Bouman R, et al. Group schema-focused thearpy enrichted with psychomotor therapy versus treatment as usual for older adults with cluster B and/or C personlaity disorders: a randomized trial. BMC Psychiatry 2019;19:26.
Auteurs

Silvia van Dijk
Rijksuniversiteit Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Universitair Centrum Psychiatrie
Klinisch psycholoog & Psychotherapeut
CGT en 3e generatie CGT bij ouderen met angststoornissen en angst-gerelateerde stoornissen – een Cochrane systematische review en meta-analyse.
Prof. dr. Gert-Jan Hendriks
Pro Persona
Kernwoorden
Angst(gerelateerde) stoornissen, ouderen, meta-analyse, CGT
Inhoud van de lezing
Introductie
Angststoornissen en angst-gerelateerde stoornissen (obsessieve compulsieve stoornis, posttraumatische stressstoornis) zijn ook op oudere leeftijd de meest voorkomende psychische stoornissen. CGT is de eerste keuze psychotherapie bij angststoornissen. De laatste systematische review en meta-analyse voor CGT bij ouderen is van 10 jaar geleden. In deze lezing wordt een update gegeven van de stand van zaken over CGT bij ouderen met angststoornissen. Hierbij wordt de effectiviteit beoordeeld van CGT en 3e generatie CGT op de ernst van angstsymptomen vergeleken met andere psychotherapievormen bij oudere volwassenen van 55 jaar en ouder met angststoornissen en angst-gerelateerde stoornissen.
Methode
De literatuurstudie, screening van de abstracts, extractie van de data en de analyse staan beschreven in het gepubliceerde studieprotocol.
Resultaten
We hebben na literatuurstudie 6392 abstracts gescreend. Hiervan waren er 6319 niet relevant. Er zijn 46 studies geïncludeerd voor full-text screening. Hiervan zijn er 22 geïncludeerd na full-text screening en 23 geëxcludeerd op basis van de selectiecriteria zoals beschreven in het studieprotocol. De resultaten van de meta-analyse en de conclusies zullen tijdens de lezing gepresenteerd en besproken worden.
Referenties en literatuur
Hendriks GJ, van Zelst WH, van Balkom AJ, Uphoff E, Robertson L, Keijsers GPJ, Oude Voshaar RC. Cognitive behavioural therapy and third wave approaches in older people (Protocol). Cochrane Database of Systematic Reviews 2021, Issue 1. Art. No.: CD007674. DOI: 10.1002/14651858.CD007674
Auteurs

Gert-Jan Hendriks
Pro Persona
Bijzonder Hoogleraar angststoornissen en depressie bij ouderen
De effectiviteit van depressiebehandeling op functioneel herstel bij ouderen met een depressie: een systematische literatuurstudie.
Dr. Sanne Wassink-Vossen
GGnet, Expertisecentrum ouderenpsychiatrie
Kernwoorden
Depressie, ouderen, functioneel herstel
Inhoud van de lezing
Introductie
Depressie is een van de meest voorkomende psychische stoornissen bij ouderen en leidt tot een aanzienlijke afname van de gezondheid, welzijn en functionele beperkingen in het dagelijkse leven. Interventiestudies zijn vaak gericht op het effect van behandeling op symptomatisch herstel van de depressie. Echter, het vermindering van functionele beperkingen als behandeldoel in de ouderenpsychiatrie sluit meer aan bij de waarden van ouderen zelf. Het doel van deze systematische literatuurstudie was daarom om de effectiviteit van depressie-interventies op functionele beperkingen op latere leeftijd te evalueren.
Methode
Voor deze systematische literatuurstudie werden de databases PubMed en Cumulative Index to Nursing & Allied Health Literature (CINAHL) geraadpleegd tot april 2021. Er werd gezocht naar gerandomiseerd onderzoek met controlegroep (RCT) en met als uitkomst de verandering in functioneren op verschillende domeinen. Studies die na selectie en beoordeling aan de inclusiecriteria voldeden, werden vervolgens beoordeeld op methodologische kwaliteit met behulp van de Cochrane Risk of Bias-beoordelingstool (RoB 2).
Resultaten
De vijftien RCT’s die werden geïncludeerd, konden worden ingedeeld in vier verschillende categorieën, namelijk psychologische interventies (n=8), farmacotherapie (n=3), lichaamsbeweging (n=3) en geïntegreerde zorg (N=4). Na de beoordeling van de studies, bleken de geïntegreerde zorg interventies het meeste effect te hebben op de functionele beperkingen bij ouderen. Bij geïntegreerde zorg gaat het om een aanpak waarbij aan vier criteria werd voldaan, namelijk 1) een multi professionele benadering van patiëntenzorg, 2) een gestructureerd managementplan, 3) geplande follow-ups van de patiënt en tot slot 4) verbeterde interprofessionele communicatie, terwijl de ziekte specifieke behandeling nog steeds zeer variabel kan zijn.
Discussie en conclusie
Terwijl de interventies uit alle vier de categorieën in meer of mindere mate zorgden voor verbetering in depressieve symptomen, bleken de geïntegreerde zorg-interventies het meest veelbelovend voor vermindering van functionele beperkingen bij ouderen met depressie, met name in de eerstelijnszorg en thuiswonende ouderen met symptomen van depressie. Er is echter een gebrek aan bewijs voor studies in de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg.
Klinische implicatie
Wanneer het doel is om de antidepressieve behandeling te optimaliseren door ook te focussen op interventies die functioneel herstel bevorderen, is geïntegreerde zorg de kapstok van de behandeling van depressie bij ouderen.
Referenties en literatuur
Wassink-Vossen, S., Oude Voshaar, R. C., Naarding, P., Collard, R. M. (2022). Effectiveness of late-life depression interventions on functional limitations: A systematic review. International Journal of Mental Health Nursing. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/epdf/10.1111/inm.12982
Auteurs

Sanne Wassink-Vossen
GGnet, Expertisecentrum ouderenpsychiatrie
Verpleegkundig specialist GGZ
Leeftijdsgerelateerde verschillen in symptoom netwerken van (dis)functioneren in een groep angst, dwang en PTSS patiënten.
MSc Melissa Guineau
Pro Persona Research
Kernwoorden
Angst, dwang, ptss, ouderen, symptoomprofielen
Inhoud van de lezing
Introductie
Angststoornissen, dwangstoornissen en posttraumatische stressstoornis behoren tot de meest prevalente mentale stoornissen over de levensloop. Prevalentie cijfers onder jongere volwassenen en oudere volwassenen zijn vergelijkbaar, maar er is steeds meer bewijs dat jongere volwassenen en oudere volwassenen verschillen in symptoom presentaties. Deze studies hebben echter verschillende cut-off scores gebruikt om jongere volwassenen en ouderen volwassenen te vergelijken, variërend van 55 tot 60 tot 65 jaar. Er is geen overeenstemming over de leeftijdsgrens die jongeren volwassenen en oudere volwassenen onderscheidt.
Methode
De studie gebruikt een data gebaseerde benadering om een cut-off leeftijd te achterhalen waarop jongere volwassenen en oudere volwassenen van elkaar verschillen in symptoom netwerken van psychisch (dis)functioneren. Een netwerk tree analyse werd gebruikt in een steekproef van 27386 patiënten voor de start van een gerichte psychologische behandeling in de basis GGZ. Psychologisch (dis)functioneren werd gemeten middels de Outcome Questionnaire-45 (OQ-45).
Resultaten
De gemiddelde leeftijd in de steekproef was 36 jaar (SD = 13.7). In het netwerk komen zowel positieve als negatieve relaties naar voren. Het gevoel hebben dat er iets ergs gaat gebeuren, vinden dat je hart te veel bonst, je zwak voelen en je neerslachtig voelen nemen een centrale positie in binnen het symptoom netwerk. De symptomen genieten van je vrije tijd, het moeilijk vinden om met vrienden en goede kennissen om te gaan en goed met anderen overweg kunnen waren de minst centrale symptomen in het netwerk. Daarnaast wordt er een cut-off gevonden waarop symptoom netwerken van elkaar verschillen.
Conclusies en implicaties
Naast stoornis-specifieke klachten, ervaren patiënten veelal ook klachten in het algemeen functioneren. Hiervan zijn het gevoel hebben dat er iets ergs gaat gebeuren, vinden dat je hart te veel bonst, je zwak voelen en je neerslachtig voelen nemen het meest sterk verbonden aan andere symptomen van psychologisch (dis)functioneren. Daarnaast stelt dit onderzoek de eerder gebruikte arbitraire cut-off van 55, 60 of 65 jaar om jongere volwassenen van oudere volwassenen te onderscheiden ter discussie.
Referenties en literatuur
Hendriks, G. J., Oude Voshaar, R. C. (2021). Diagnostiek bij ouderen met angststoornissen en depressies. Gedragstherapie, 50, 205-226.
Auteurs
